Sinds 2002 kom ik als vrijwilliger over de vloer bij het opvangcentrum voor grote katachtigen in Nijeberkoop.
Ik ben begonnen met het bezoeken van de open dagen voor donateurs om de dieren te bewonderen en om te kijken of ik er als vrijwilliger iets zou willen doen. Tijgers fascineren me enorm en de doelstellingen van de stichting spraken me erg aan.
Van de dieren genieten ging al heel snel maar wilde ik me ook echt voor ze inzetten en me binden? Zou ik genoeg tijd en energie hebben? Een inwerkdag op de dierverzorging zou me duidelijkheid geven.
Het was een vreselijk hete dag. Ik heb instructies gekregen en ben aan het werk gezet. Dat was nog eens wat anders dan een kattenbak leegruimen of wat restanten van een muisje weggooien. Bulten stront, opgedroogd eigeel, penetrante urine, buitenverblijven omscheppen bij de moeraskatten en de oude lynx, blaren en wondjes krijgen, de binnenverblijven van de poema’s poetsen en vooral zweten. Als klap op de vuurpijl ’s middags vet van vlees scheiden in de slagerij, de slagerij schoonmaken en mest in buitenverblijven ruimen.
Hoewel ik helemaal kapot was, verheugde ik me erop iedere veertien dagen terug te komen bij al die prachtige dieren en om de mensen met hun geweldige inzet een klein beetje te helpen.
Na de kleine katten heb ik ook de andere galerijen leren schoonmaken. Ik heb een periode lang op een galerij gewerkt waar alleen maar tijgers zaten. Wauw, wat was dat geweldig. Kracht en gratie gaan zo samen in de schoonheid van tijgers, hun kleuren, hun strepen. Chazia, Ramses en Kashmir, de drie sikkeneurige Sumatranen en de zes wonderschone Siberische tijgers. Ik vond het iedere keer weer een feest bij ze te mogen zijn. Ze te zien, te horen, te ruiken. Hun aanwezigheid te voelen en ze diep in hun mooie ogen te kijken.
De galerijen wisselden, evenals de dieren. Dieren verhuisden intern, er ging wel eens een dier dood, er kwamen dieren bij, er werd weer een herplaatst.
Na een jaar begon ik me toch af te vragen of ik het vol zou houden om één keer in de veertien dagen te blijven komen. Ik vond het lichamelijk zwaar en merkte dat ik weinig tijd voor mezelf overhield. Maar ik was ook iets aangegaan.
Plotseling kwam het antwoord: Juno had drie welpen gebaard, een foutje, maar wel een heel mooi foutje. Sommige gebeurtenissen neem je je leven lang mee en dat geldt zeker voor deze eerste ontmoeting! Daar zijn geen woorden voor, alleen emoties. Ik voel me een bevoorrecht mens. Ik wist heel snel dat ik iedere veertien dagen wilde blijven komen, dat ik ze op wilde zien groeien en van ze wilde genieten. En wat zijn ze snel gegroeid, Raisa, Djengis en Rasputin. Drie juweeltjes van vader Cromwell en moeder Juno, drie Juwells! We hebben met ze gewandeld en gevoetbald, we hebben ze verrijking gegeven. Het was volop genieten. Tot het moment dat Raisa en Djengis, een week na elkaar, een jaar na hun geboorte, zijn overleden. Wat een ramp, wat een verdriet.
Maar het leven gaat door en tot op de dag van vandaag vind ik het fantastisch om bij de dieren te zijn, ze aandacht te geven als ze daar zelf om vragen. Ze zijn tevreden en vinden het heerlijk om in alle rust even contact te maken.
Graag verwijs ik u naar de site van Stichting VierVoeters en/of Felida. Hier kunt u kennis maken met onze dieren, de doelstellingen van de stichting, mogelijkheden om te steunen etc.